• spoekenboompje.jpg
  • schapendrift.jpg
  • passiebloem.jpg
  • elspeetleger.jpg
  • elspeet01.jpg
  • elspeet-busstation.jpg
  • dezwaan.jpg
  • centrum.jpg

Al ver voor onze jaartelling werden in West-Europa schapen gehouden. Aanvankelijk ging het voornamelijk om het vlees, de melk en de huiden of de wol. Later werd ook de mest interessant. Tegenwoordig worden de meeste schapen gehouden in het kader van natuuronderhoud en cultuurhistorie. Schaapskuddes hebben er zo een belangrijke educatieve functie bij gekregen en ook voor het toerisme is een rol weggelegd.


Hoe de hei ontstaan is
Schaapskudde EslpeetSchaapskudde Elspeet, Foto: J. BolierRond het jaar 800 bestond de Veluwe uit een parkachtig landschap, waar zowel voor wild als voor vee genoeg te eten was.
Langzaamaan werd het landschap steeds kaler, omdat er steeds meer bomen gekapt werden. De bewoners van de Veluwe hadden namelijk meer hout nodig voor de bouw van boerderijen en stallen. Ze gebruikten hout voor de haarden en hadden hout nodig voor de meilerkuilen.  Meilerkuilen waren primitieve ijzersmelterijen, waarin ijzer werd gewonnen uit klapperstenen. Die klapperstenen werden gevonden in de stuwwallen van de al lang verdwenen gletsjers en bestonden uit klontjes ijzer die in een mantel van versteende klei zaten. Als je rammelde met zo’n steen, klapperde hij. Door die klapperstenen te verhitten, kon het gesmolten ijzer verzameld worden en voor gereedschap en wapens worden gebruikt.
Intussen steeg bovendien vanuit de textielcentra Vlaanderen en Leiden de vraag naar wol. Door de combinatie van houtkap voor de ijzersmelterijen, bevolkingsgroei en het houden van (te veel) schapen op de arme gronden begon de ontbossing van de Veluwe. Dat ging zo ver, dat er door roofbouw tenslotte niets anders meer kon groeien dan hei.

De groeiende bevolking moest natuurlijk ook eten en van nature groeien graansoorten slecht op zandgrond. Men ontdekte dat als je de akkers beter ging bemesten, er ook meer op zou groeien. ’s Nachts werden de schapen in stallen gezet, waarin de bodem bedekt was met heideplaggen. Dat waren de heideplanten met hun plag: het laagje humus (plantaardig afval) dat de heideplant voedde. Deze plaggen werden gedroogd voor ze in de stallen werden gelegd. De schapen lieten hun uitwerpselen daarop vallen en trapten dat de hele winter aan. In het voorjaar werden de stallen leeggehaald en al die mest werd op de akkers uitgestrooid. Op de vlakte herstelde zich de hei in de loop van de volgende jaren, tot er na 10 jaar weer afgeplagd kon worden. Zo was voor 1 hectare akkerland 10 hectare heideveld nodig. Door het vaak uitstrooien van al die stalmest zijn de akkers hoger komen te liggen dan de weggetjes die er naar toe voerden. Bij heel oude akkers in de omgeving van Elspeet is dat nog steeds zichtbaar.

Vrijwel iedere boer hier in de omgeving hield enkele tientallen schapen. Al die schapen werden overdag naar de hei gebracht om hun eten bij elkaar te scharrelen, waarbij vaak werd samengewerkt. De schapen van diverse eigenaren werden vaak bij elkaar gehoed door één herder, terwijl op de boerderij gewerkt werd door sterkere mensen. Intussen bleek dat met een kleiner aantal schapen de hei goed in stand bleef, terwijl de schapen voldoende voedsel konden blijven vinden.
De grond was intussen wel zo goedkoop geworden, dat het voor rijke heren, zoals prins Hendrik, Van Beuningen en Kröller, in het begin van de 20e eeuw interessant werd om grote stukken hei aan te kopen om te herbebossen. Zo ontstonden onder andere de Koninklijke houtvesterijen en Het Loo. Goed voor de werkgelegenheid, maar dat was niet het hogere doel. Door wilde zwijnen en edelherten in de nieuwe bossen uit te zetten, creëerden de heren hun eigen jachtgebied. Inmiddels worden de landgoederen nu gelukkig anders beheerd, met ruimte en respect voor het wild.


Wol, vilt en laken
Schaapskudde ElspeetSchaapskudde Elspeet, Foto: H. BosAl 3000 jaar geleden werd wol verwerkt. Soms werd de wol pas gewonnen, als een schaap al geslacht was. Er was een procedé voor ontwikkeld om de wol van de huid te laten rotten. Rond 800 behoorden wolproducten tot de belangrijkste handelswaar in Noordwest-Europa. Naast huisvlijt voor eigen gebruik en wat (ruil)handel ontstond de wolindustrie. Eerst in de omgeving van waar de kuddes liepen, maar later werden grotere afstanden afgelegd. Zo kwam de Veluwse wol in onder meer Vlaanderen en Leiden terecht, waar zich een grote lakenindustrie ontwikkelde: Daar werd de wol gesponnen, gewassen, geweven en gevilt, tot het tenslotte laken heette. Van lakense stof werd zuiver wollen kleding gemaakt, die na het viltproces niet verder meer kon krimpen. Na verloop van jaren, werden steeds meer huiden uit Engeland geïmporteerd, die in Calais aan land kwamen. (Calais was toen nog in Engelse handen.) De Engelse schapen hadden een mooiere vacht, wat een betere kwaliteit laken gaf. Nog later kwam de wol uit Spanje waar de schapen nog fijnere wol gaven en in de 15e eeuw werd in Leiden een verbod op het gebruik van Veluwse wol uitgevaardigd om de kwaliteit van het Leidse laken te handhaven. Tegelijkertijd vaardigde Spanje een uitvoerverbod uit op de Merinoschapen. Zo bleef de vraag naar Merinowol groot. Koningin Isabella bekostigde de ontdekkingsreizen van Columbus uit de opbrengst van de wolverkoop. De wol van de Veluwse schapen kon duidelijk de competitie niet aan. Alleen in de Zuiderzeestadjes (met name Harderwijk en Elburg) bleef men met wol van het heideschaap werken.
Tot op de dag van vandaag is er voor fijne wollen stoffen grote vraag naar de wol van bijvoorbeeld Merinoschapen, die inmiddels weer vrij verhandeld mogen worden. De wol van heideschapen wordt nu voornamelijk in de tapijtindustrie gebruikt.

En toen verdwenen de kuddes…
Schaapskudde Anno 1939, op de foto: Willem MouwSchaapskudde Anno 1939, op de foto: Willem MouwToen in het midden van de 20e eeuw de kunstmest werd uitgevonden, viel ineens de noodzaak tot het houden van schapen vanwege de mest weg, dus veel boeren verkochten hun schapen, waarna de hei al snel dichtgroeide met bomen. Vliegden, berk en inlandse eik schoten als paddenstoelen uit de grond.
Dit vonden diverse gemeentes en natuurbeschermingsorganisaties jammer. En als de heidevelden behouden moesten blijven, was er simpelweg behoefte aan schaapskuddes. Hei is cultuurlandschap, ontstaan door schapen. Nu zijn de schapen nodig om de hei in stand te houden. Schapen bewaren de hei, omdat ze op hun tochten over de velden juist nauwelijks hei eten. Ze eten de diverse grassoorten, mossen en jonge boompjes er tussenuit, waardoor de heideplanten zelf meer ruimte krijgen om te kunnen groeien.

Zwartkoppen
Willem Mouw ElspeetSchaapherder: Willem MouwRond Elspeet zijn veel schilderijen en foto’s gemaakt van schaapskuddes en hun herders. Zo kennen we Willem Mouw met zijn zwarte petje (1887 – 1973). Hij was herder tot 1948.
Een onuitwisbare indruk heeft Cos Mouw (1943 – 2014) achter gelaten. Hij liep als laatste zelfstandige herder in Elspeet tot 2009 met zijn kudde op de hei en had in de zomer altijd een rode zakdoek op zijn hoofd. Hij was bekend om zijn bijbelse uitspraken en zijn praatjes voor de toeristen.
Cos begreep goed, hoe hij een inkomen uit zijn kudde kon halen. Hij kreeg een bijdrage van de gemeente Nunspeet voor het werk dat hij met zijn kudde deed ten behoeve van de hei en voor de praatjes voor de toeristen. Maar hij ging ook op zoek naar een ander type schaap. Vanwege het lopen op de hei had hij een sterk, sober ras nodig. Lange poten moesten ze hebben met goede voetjes om door het ruige terrein te kunnen ploeteren. De mest bracht niet veel meer op, de armoedige wol net zo weinig. Het sobere heideschaap had ook niet veel mooi vlees op de botten, waardoor het voor consumptie ook matig geschikt was.

 

Zwartkopschapen op de heide, Foto: C. MouwZwartkopschapen op de heide, Foto: C. MouwCos heeft het Veluwse Heideschaap daarom gekruist met het Engelse Suffolkschaap. Dat is een ras dat sterker bespierd is en smakelijker vlees heeft. De waarde van de kudde nam hierdoor toe. Kenmerkend voor de kudde van Cos waren de zwarte koppen van de schapen. Dit werd veroorzaakt door het Suffolkschaap.
Toen in 2010 één derde van de kudde doodsloeg door de bliksem, was het niet meer te doen om een homogene gezonde kudde van zwartkoppen op korte termijn terug te fokken. De Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet, die de kudde inmiddels van Cos had overgenomen, heeft toen besloten bij andere kuddes op de Veluwe jonge heideschapen aan te kopen, om daarmee verder te gaan. Daarbij speelde ook de worst van subsidie van zeldzame huisdierrassen mee.

 

De kudde anno nu
Zoals gezegd, heeft de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet sinds 2009 de schaapskudde in eigendom. De oude kooi en veldschuur van Cos Mouw zijn nu eigendom van de gemeente, maar daar wordt door de Stichting nog steeds gebruik van gemaakt. Grote wens is om ooit ergens een grotere kooi te mogen bouwen, want in de huidige kooi mogen maar zo’n 160 schapen gehouden worden. Uitgaande van 1 schaap per hectare heidegebied en een terreinomvang van ongeveer 800 hectare, zou de kudde veel groter mogen zijn.
Midden in de winter is het lammertijd. Dat is een beetje tegennatuurlijk, maar komt het mooiste uit in de planning. In de winter is er niet al te veel voer op de hei en verblijven de schapen toch al vaker in de kooi. Tegen de tijd dat alles weer gaat groeien zijn de lammeren meteen groot genoeg om mee te kunnen.
Traditioneel is de eerste zaterdag van juli in Elspeet het Schaapscheerdersfeest. Dan worden alle volwassen schapen met de hand geknipt. Dit festijn trekt altijd heel veel bezoekers. Voor de schapen betekent het een hele verlichting.

Bron tekst: H. Bos

Praatje voormalig herder Cos Mouw bij de kooiPraatje voormalig herder Cos Mouw bij de kooi

Lees alles over de schaapskudde Elspeet op de website van de stichting www.schaapskudde-elspeet.nl

 

Wist u dat... Er in Elspeet in 1900 ruim 15 schaapskooien stonden? Zie onderstaand bonneblad uit 1900.

Schaapskooien anno 1900Schaapskooien anno 1900

  • Anno-1939-res.jpg
  • Boschrand1res.jpg
  • Boschrand2res.jpg
  • Fil002.jpg
  • File0020.jpg
  • kooi-sneeuwres.jpg